De periode na de ingreep

Na de ingreep blijft u minimaal 1 dag op de intensive care, waar de anesthesioloog verantwoordelijk is voor de medische behandeling en controles. Hij of zij beoordeelt samen met de chirurg wanneer u terug gaat naar de verpleegafdeling.

 

Katheters, lijnen en drains
Na de ingreep heeft u mogelijk een aantal ‘slangen’:

  • een infuus voor vocht- en medicatietoediening. Zodra u in staat bent voldoende te drinken en geen medicatie via het infuus nodig heeft, wordt het infuus verwijderd.
  • een slangetje in de neus voor de toediening van extra zuurstof. Meestal is het toedienen van extra zuurstof alleen nodig in de eerste 24 uur na de ingreep.
  • een epiduraalkatheter. Dit is een dun slangetje in de rug waardoor u pijnmedicatie krijgt toegediend. De medicatie die u via de epiduraalkatheter krijgt wordt afgebouwd en gestopt op geleide van uw pijnklachten en herstel. Zodra deze medicatie is gestopt, wordt de katheter verwijderd. Dit is gemiddeld na drie tot zes dagen.
  • een blaaskatheter voor de afvloed van urine. De blaaskatheter wordt verwijderd zodra de medicatie via de epiduraalkatheter is gestopt.
  • een of meerdere wonddrains uit het operatiegebied voor de afvloed van wondvocht. Afhankelijk van de hoeveelheid wondvocht wordt deze verwijderd.
  • een sonde via de neus in de maag voor de afvloed van spijsverteringssappen. Deze wordt vaak de dag na de ingreep verwijderd.
  • een voedingssonde via de neus of de buik naar de dunne darm (nasogastrische sonde of jejunostomiekatheter) voor het toedienen van sondevoeding. Direct na de operatie kan gestart worden met voeding. U gaat met deze voedingssonde naar huis.

Pijn
Goede pijnbestrijding is belangrijk om goed door te kunnen ademen, te hoesten, te bewegen en in – en uit bed te komen. Als u pijn heeft, is het belangrijk dat u dit aangeeft. Naast pijnbestrijding via de epiduraalkatheter krijgt u tabletten en/of zetpillen tegen de pijn.

Misselijkheid
Misselijkheid na de ingreep komt regelmatig voor. Misselijkheid kan worden veroorzaakt door de narcose en door de ingreep zelf. Als u misselijk bent, is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige kan u medicijnen geven om misselijkheid tegen te gaan.

Wond
De verpleegkundige inspecteert dagelijks de wond en verbindt deze zo nodig. De hechtingen van de wond worden 8-10 dagen na de ingreep verwijderd. Indien de wond onderhuids is gehecht of indien de ingreep via een kijkoperatie (laparoscopie) is uitgevoerd, hoeven er geen hechtingen te worden verwijderd.
Het gevoel van de huid rondom het litteken is na de ingreep vaak veranderd. Dit gevoel kan nog lang aanhouden, maar herstelt zich over het algemeen wel.

Mobiele en fysieke activiteit
Vanaf de dag na de ingreep mag u uit bed. Dit is zeer belangrijk voor uw herstel en het voorkomen van complicaties zoals trombose, longontsteking en een vertraagde stoelgang.
U zult merken dat de activiteiten die voor de ingreep vanzelfsprekend waren, nu veel inspanning kosten. U zult uw energie moeten verdelen over de dag. Door de wond en de aanwezigheid van een aantal ‘slangen’ wordt u weliswaar beperkt in uw bewegingsvrijheid, maar al vanaf de eerste dag na de operatie mag u proberen te lopen. Onder begeleiding van de verpleegkundige en/of fysiotherapeut zult u in de dagen die volgen toenemend zelfstandig worden.

Voeding
Afhankelijk van het soort slokdarm- of maagoperatie mag u al dan niet de eerste dag na de operatie eten en drinken. Het kan zijn dat u met eten en drinken moet wachten totdat er een röntgenfoto van de wondnaad van de aanhechting is gemaakt om te beoordelen of deze goed geheeld is. Dit wordt een slikfoto genoemd. Voor het maken van een slikfoto wordt u verzocht een bekertje met contrastvloeistof (bariumpap) te drinken zodat de inwendige wondnaad goed zichtbaar is op de foto. Bij goedkeuring door de arts mag u starten met een vloeibaar dieet.
Daarnaast zal direct na de operatie gestart worden met voeding via de sonde in de dunne darm welke tijdens de operatie in de buik is ingebracht. Onder begeleiding van de diëtiste wordt er gestart met het uitbreiden van de normale voeding.
Naarmate de normale voeding kan worden uitgebreid wordt de sondevoeding afgebouwd.

Stoelgang
Na de ingreep functioneren de maag en darmen tijdelijk minder goed. Hierdoor kunt u misselijk zijn en kan de stoelgang vertraagd zijn. Het duurt een paar dagen voor de maag en de darmen weer op gang komen en u weer ontlasting heeft. Dit gaat vaak gepaard met misselijkheid en krampen. Als het nodig is schrijft de afdelingsarts medicijnen voor om de stoelgang op gang te brengen.