Preventieve verwijdering van de gehele maag (totale maagresectie)
Personen met een bewezen CDH1 mutatie of met veranderingen in het maagslijmvlies (zoals zegelringcellen) die passen bij vroege stadia van maagkanker worden geadviseerd om preventief de hele maag te laten verwijderen. Bij deze operatie is het belangrijk dat al het maagslijmvlies verwijderd wordt en daarom wordt ook een klein stukje van de slokdarm en het eerste deel van de twaalfvingerige darm weggenomen. Het is verstandig om tijdens de operatie te controleren of dit ook echt gebeurt is. Vervolgens maakt de chirurg een nieuwe verbinding tussen de slokdarm en het verderop gelegen stuk dunne darm. Tijdens de operatie beslist de chirurg welke verbindingstechniek hierbij gebruikt zal worden. Het aanleggen van een Roux-Y reconstructie vermindert de kans dat gal na de operatie zal terugstromen in de slokdarm en keel. Bij een Roux-Y reconstructie wordt het deel van de dunne darm waar de spijsverteringsenzymen en gal in uitkomen ongeveer 40 cm na de verbinding tussen slokdarm en dunne darm op de dunne darm aangesloten.
Operatie vanwege maagkanker
Een maagoperatie is meestal gericht op genezing (curatief). De operatie wordt vaak gecombineerd met andere behandelingen zoals chemotherapie of eventueel radiotherapie.
Afhankelijk van de grootte, de plaats en het soort maagtumor wordt gekozen voor een totale maagresectie (verwijdering) of een gedeeltelijke maagresectie (wig resectie).Vaak worden ook de lymfeklieren verwijderd.
Wanneer genezing niet meer mogelijk is, wordt soms een operatie uitgevoerd om bijvoorbeeld voedsel passageklachten te verhelpen. De ingreep is dan palliatief. Bij de operatie wordt óf een beperkt deel van de maag verwijderd, óf alleen een overloop van maag naar dunne darm aangelegd.
Voeding
Een operatie kan veel van uw lichaam vergen. Wanneer u in een goede conditie verkeert kunt u de behandeling doorgaans goed aan en herstelt u sneller. Voeding en beweging spelen een belangrijke rol bij het in stand houden of opbouwen van uw conditie. Uw behoefte aan energie en eiwitten is verhoogd na de operatie terwijl de inname van voeding door klachten bemoeilijkt kan zijn. Tijdens de operatie wordt daarom meestal een voedingsslangetje (voedingssonde) via de neus of via de buikwand in de dunne darm ingebracht zodat uw voedingstoestand goed blijft. Dit kan van ziekenhuis tot ziekenhuis verschillen.
Mogelijke complicaties
Geen enkele ingreep is zonder risico’s. Er bestaat altijd een risico op trombose (een stolsel in het bloedvat), longontsteking en wondinfectie. Daarnaast bestaat bij deze ingreep ook kans op een aantal andere complicaties. Hieronder worden de mogelijke complicaties genoemd:
Longontsteking
Een mogelijke complicatie na een grote operatie is het optreden van een longontsteking. Dit risico kan verminderd worden door u na de operatie snel te mobiliseren (zitten, staan, lopen) en u goed te laten ademen en hoesten (fysiotherapie). Hierbij is goede pijnbestrijding van groot belang. Daar wordt veel aandacht aan besteed. Bovendien krijgt u bij de operatie preventief antibiotica toegediend.
Complicaties van het hart en de bloedsomloop
Tijdens en na de operatie kunnen zich hartritmestoornissen voordoen. Met medicijnen is dat te behandelen. Het risico op een hartinfarct hangt af van de hartfunctie voor de operatie. Dit geldt ook voor problemen met de bloedsomloop na de operatie. Plasmedicijnen of juist extra vochttoediening zijn dan nodig voor een goede vochtbalans.
Wondinfectie
Wondinfecties zijn goed met antibiotica te behandelen. Het komt voor dat een wondabces ontstaat waarvoor het nodig is de wond (deels) te openen.
Naadlekkage
De nieuwe verbinding (anastomose) tussen slokdarm en dunne darm na een totale maagoperatie heeft tijd nodig om te genezen. Daarom krijgt u de eerste dagen na de operatie geen drinken/eten via de mond. Meestal is deze nieuwe verbinding na vier tot vijf dagen dicht. Wanneer een lekkage optreedt kan dit op verschillende manieren worden behandeld. Bij de meeste patiënten verdwijnt de lekkage spontaan met nog extra dagen uitstel van drinken/eten via de mond. Het kan zijn dat het plaatsen van een slangetje (drain) bij de lekkage zinvol is. Bij sommige patiënten is een nieuwe operatie nodig.
Zeldzame complicaties
De kans op een ernstige bloeding tijdens de operatie is klein. Zelden is het nodig om een bloedtransfusie te geven. Andere complicaties zijn trombose en longembolie, dwz de vorming van bloedstolsels in ledematen of longen. Alle patiënten krijgen ter preventie een anti-trombosemiddel toegediend.
De risico’s op een complicatie zijn ook verhoogd bij andere aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten. Ook het continueren van roken en alcoholgebruik, ondervoeding en bestraling in het verleden vergroten het risico op complicaties.
Het weefselonderzoek
Het weefsel dat tijdens de ingreep wordt weggenomen, wordt door de patholoog anatoom onderzocht. Weefselonderzoek duurt normaliter zeven tot tien werkdagen, maar omdat bij een preventieve maagresectie de hele maag onderzocht moet worden kan dit langer duren. Als u ontslagen wordt vóórdat de uitslag van het onderzoek bekend is, dan krijgt u de uitslag op de polikliniek.
Katheters, lijnen en drains
Na de ingreep heeft u mogelijk een aantal ‘slangen’:
- een infuus voor vocht- en medicatietoediening. Zodra u in staat bent voldoende te drinken en geen medicatie via het infuus nodig heeft, wordt het infuus verwijderd.
- een slangetje in de neus voor de toediening van extra zuurstof. Meestal is het toedienen van extra zuurstof alleen nodig in de eerste 24 uur na de ingreep.
- een epiduraalkatheter. Dit is een dun slangetje in de rug waardoor u pijnmedicatie krijgt toegediend. De medicatie die u via de epiduraalkatheter krijgt wordt afgebouwd en gestopt op geleide van uw pijnklachten en herstel. Zodra deze medicatie is gestopt, wordt de katheter verwijderd. Dit is gemiddeld na drie tot zes dagen.
- een blaaskatheter voor de afvloed van urine. De blaaskatheter wordt verwijderd zodra de medicatie via de epiduraalkatheter is gestopt.
- een of meerdere wonddrains uit het operatiegebied voor de afvloed van wondvocht. Afhankelijk van de hoeveelheid wondvocht wordt deze verwijderd.
- een sonde via de neus in de maag voor de afvloed van spijsverteringssappen. Deze wordt vaak de dag na de ingreep verwijderd.
- een voedingssonde via de neus of de buik naar de dunne darm (nasogastrische sonde of jejunostomiekatheter) voor het toedienen van sondevoeding. Direct na de operatie kan gestart worden met voeding. U gaat met deze voedingssonde naar huis.
Pijn
Goede pijnbestrijding is belangrijk om goed door te kunnen ademen, te hoesten, te bewegen en in – en uit bed te komen. Als u pijn heeft, is het belangrijk dat u dit aangeeft. Naast pijnbestrijding via de epiduraalkatheter krijgt u tabletten en/of zetpillen tegen de pijn.
Misselijkheid
Misselijkheid na de ingreep komt regelmatig voor. Misselijkheid kan worden veroorzaakt door de narcose en door de ingreep zelf. Als u misselijk bent, is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige kan u medicijnen geven om misselijkheid tegen te gaan.
Wond
De verpleegkundige inspecteert dagelijks de wond en verbindt deze zo nodig. De hechtingen van de wond worden 8-10 dagen na de ingreep verwijderd. Indien de wond onderhuids is gehecht of indien de ingreep via een kijkoperatie (laparoscopie) is uitgevoerd, hoeven er geen hechtingen te worden verwijderd.
Het gevoel van de huid rondom het litteken is na de ingreep vaak veranderd. Dit gevoel kan nog lang aanhouden, maar herstelt zich over het algemeen wel.
Mobiele en fysieke activiteit
Vanaf de dag na de ingreep mag u uit bed. Dit is zeer belangrijk voor uw herstel en het voorkomen van complicaties zoals trombose, longontsteking en een vertraagde stoelgang.
U zult merken dat de activiteiten die voor de ingreep vanzelfsprekend waren, nu veel inspanning kosten. U zult uw energie moeten verdelen over de dag. Door de wond en de aanwezigheid van een aantal ‘slangen’ wordt u weliswaar beperkt in uw bewegingsvrijheid, maar al vanaf de eerste dag na de operatie mag u proberen te lopen. Onder begeleiding van de verpleegkundige en/of fysiotherapeut zult u in de dagen die volgen toenemend zelfstandig worden.
Voeding
Afhankelijk van het soort slokdarm- of maagoperatie mag u al dan niet de eerste dag na de operatie eten en drinken. Het kan zijn dat u met eten en drinken moet wachten totdat er een röntgenfoto van de wondnaad van de aanhechting is gemaakt om te beoordelen of deze goed geheeld is. Dit wordt een slikfoto genoemd. Voor het maken van een slikfoto wordt u verzocht een bekertje met contrastvloeistof (bariumpap) te drinken zodat de inwendige wondnaad goed zichtbaar is op de foto. Bij goedkeuring door de arts mag u starten met een vloeibaar dieet.
Daarnaast zal direct na de operatie gestart worden met voeding via de sonde in de dunne darm welke tijdens de operatie in de buik is ingebracht. Onder begeleiding van de diëtiste wordt er gestart met het uitbreiden van de normale voeding.
Naarmate de normale voeding kan worden uitgebreid wordt de sondevoeding afgebouwd.
Stoelgang
Na de ingreep functioneren de maag en darmen tijdelijk minder goed. Hierdoor kunt u misselijk zijn en kan de stoelgang vertraagd zijn. Het duurt een paar dagen voor de maag en de darmen weer op gang komen en u weer ontlasting heeft. Dit gaat vaak gepaard met misselijkheid en krampen. Als het nodig is schrijft de afdelingsarts medicijnen voor om de stoelgang op gang te brengen.